Hoewel er veel minder ‘boertjes’ zijn dan een halve eeuw geleden, gaat het de laatste twee decennia weer iets beter met de boerenzwaluw. Na een geschatte afname van 50 tot 75 procent sinds de jaren zestig, nemen de aantallen vanaf halverwege de jaren negentig weer licht toe. De toename kan komen omdat het broedsucces is toegenomen, wellicht als gevolg van warmere mei- en junimaanden. Maar ook omdat boerenzwaluwen steeds vaker in paardenstallen zijn gaan broeden: daarvan zijn er nu vijfmaal meer dan in 1993. Daarentegen broeden boerenzwaluwen steeds minder in koeienstallen en lage schuren. Deze laatste worden veel gebruikt in de varkens- en pluimveehouderij, maar worden nu vaak afgesloten uit hygiëneoverwegingen, waardoor boerenzwaluwen niet meer naar binnen kunnen. Om de boerenzwaluwen beter te beschermen is er meer onderzoek nodig naar de oorzaken van de variatie in de reproductie van en de sterfte onder boerenzwaluwen, ook buiten de broedtijd. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk welk deel van de paren een tweede broedsel voortbrengt. De komende jaren willen we deze vraag proberen te beantwoorden, waarbij de boerenzwaluwtellingen een belangrijke rol spelen.